Geschiedenis
Minstens drieduizend jaar geleden, in de Bronstijd, was er al bewoning op de plek die nu Barger-Oosterveld heet.
Tot bijna aan het einde van de 19e eeuw was het huide Barger-Oosterveld een heidegebied dat toe behoorde aan de Barger boeren van Noord- en Zuidbarge. Omdat het aan de oostkant lag van hun marke (vereniging van grondeigenaren) werd het ook `het Oosterse Veld` genoemd. Ze lieten er schapen grazen, hielden er bijen en staken er heideplaggen.
De eerste bewoners kwamen rond 1870, ze leefden in primitieve keten en waren individuele gelukszoekers die vanaf de veilige zandgronden wilden meeprofiteren van de veenontginningen in de buurt. Het schijnt dat deze eerste bewoners in de winter van bedelarij leefden. Hierin kwam echter spoedig verandering, er kwamen steeds meer mensen uit Barger-Compascuum in Barger-Oosterveld wonen. Deze waren van oorsprong bijna allemaal afkomstig uit het duitse Hannover en werden daarom `Hannovenaren` genoemd. Deze `Hannovenaren` waren kleine zelfstandige boeren die een stuk grond huurden of kochten van de Barger boeren.
In 1953 wordt in het veen een oude vondst uit de Bronstijd gedaan, de dolk van Barger-Oosterveld, een prehistorische dolk van 15,5 cm met een lemmet van brons en een handvat van hoorn. De vondst is van waarde, omdat in de bronstijd voor het eerst dolken werden gemaakt. De dolk is nu te bezichtigen in het Drents Museum.
In 1957 worden even ten noorden van de Splitting en ten Oosten van de St. Gerardusstraat de resten van een tempel uit de Bronstijd blootgelegd. Het bouwwerk van 2x2 meter bestond uit 8 eikenhouten palen die geplaatst waren op brede planken. Bovenop de palen lagen bovenliggers met hoornvormige uiteinden. Het geheel was omgeven door stenen. In het midden staan 4 boomstammen waarop waarschijnlijk een plank heeft gelegen waarop geofferd kon worden.